Niet terug naar het oude abnormaal
In tijden van nood leer je je vrienden kennen. Dat gold ook voor de bewoners, toen grote drommen toeristen nog de Wallen overstroomden. Bewoners vochten hun gezamenlijke strijd voor een leefbare binnenstad, want zij verzopen in die massa. En toen was er ineens corona.
Waar het massatoerisme de ene dag nog een onoplosbaar probleem scheen, was dit de volgende dag als sneeuw voor de zon verdwenen. Over de grachten daalde een plotselinge, surrealistische stilte neer.
Maar terwijl patiënten op de intensive care naar adem snakten, was voor veel binnenstadsbewoners deze plotselinge rust een verademing. Zij openden hun voordeuren en liepen verwonderd door hun eigen buurt, alsof ze een andere stad bezochten. Ze ontdekten opnieuw de pracht van de eigen grachten en stegen. En ze kwamen – vaak voor het eerst – hun buren tegen. Zo ontstonden nieuwe gesprekken op de bruggen, stoepen en pleinen.
Spontaan organiseerden ze buurtpicknicks langs de Oudezijds Voorburgwal en op de Nieuwmarkt. Hier en daar ontstaken ze de barbecue, ontkurkten ze samen de fles. En hun gesprekken gingen bijna altijd over hoe vreemd dit was. Of hoe erg het tegelijkertijd was voor de ondernemers, of voor alle zieken en de mensen die aan het virus stierven.
Eén vraag overheerste echter. Hoe zou de buurt hier weer uit komen?
Vliegprijzen
Tjarda woont al jaren op de Achterburgwal. Ze moet in deze vreemde tijd vaak denken aan een uitspraak van haar vader. Hij zei altijd dat je een illusie moet koesteren, omdat er zonder illusie geen hoop bestaat. Ook al is dat soms tegen beter weten in.
Zelf koestert ze de hoop dat de grote toeristenvloed nu zal wegblijven. Om dan meteen relativerend toe te voegen: ‘Maar of het hier ooit echt beter wordt?’ Ze stapt op haar fiets om brood te kopen bij bakker Hartog op de Wibautstraat. ‘Misschien wordt het tijd om Hartog hierheen te halen. Moet ik nog een brood voor je meenemen?’
Naast de Stoofbrug zitten Anna en Bo op een kleedje. Twee studenten antropologie met een laptop. Het is de setting die je misschien eerder in een parkje verwacht dan midden op de Oudezijds Achter. Anna kwam twee jaar geleden tussen de chaos wonen. ‘Het is raar om hier met z’n tweetjes te zitten tegenover Casa Rosso, waar het op normale dagen niet om door te komen is’, zegt ze. Alleen al op de fiets door de menigte manoeuvreren was een uitdaging, vertelt Bo. ‘Bellen deed ik niet. Ik riep gewoon heel hard, en dan sprongen ze wel aan de kant.’
Nu het stil is, is pas goed te zien hoe mooi de gracht eigenlijk is. Hoe dat in de toekomst moet? Bo: ‘Vanaf nu moet het duurzamer. Al dat vliegen en zo, bijvoorbeeld. Voor die lage prijzen. Dat moeten we niet meer willen. Waarom zo goedkoop en zo vervuilend. De prijzen mogen best realistischer.’ En met dat laatste bedoelt ze dan … duurder. ‘Laatst belde een vriendin van me of ik een weekendje bij haar in New York wilde komen. Toen ik zei dat dat te duur was, antwoordde ze Nee joh! Voor 300 euro retourtje VS. Ja kijk, dat moet in de toekomst toch niet meer mogelijk zijn.’ De sleutel daartoe ligt volgens Anna en Bo bij de overheid. Er moet anders worden omgegaan met reizen. ‘Maar we moeten ook zelf ons eigen land en onze eigen stad ontdekken. En dan … dit is wel onze stad. Die moeten we niet klakkeloos opnieuw uit handen geven aan het toerisme. En weet je wat ook bijzonder is? We horen weer Nederlands om ons heen praten.’ Dat klinkt reactionair uit jonge monden, maar toch …
Buurtbewoner Justus maakt podcasts over economie. Onlangs nog over de gevolgen van de coronacrisis. ‘Moeten we naar een ander economisch systeem? Dat we afstevenen op een financiële crisis is zeker’, begint hij in een aflevering waarin hij drie verschillende scenario’s bespreekt. Geen van die scenario’s maakt de burger vrolijk. Justus denkt ook dat we ons gedrag zelf moeten aanpassen. Dat betekent ook ons vlieggedrag veranderen. Ironisch voegt hij daaraan toe: ‘Maar o jee! Dat betekent dan dat ik niet meer driemaal per jaar naar Thailand kan!’
Zoete troep
Op de Nieuwmarkt heeft een buurtgenoot plaatsgenomen op een muurtje tegenover de Barndesteeg. Hij kijkt niet vrolijk en wijst op de toeristenwinkel op de hoek. ‘Vroeger had je hier gewoon winkels. Een aardappelhandel van de gebroeders Estejé, een bakker op de hoek. Nu is dat een vieze wafelwinkel geworden. Daar heb je helemaal niks aan. Daar komt geen Amsterdammer. Alleen maar zoete troep voor toeristen. Bah!’
Hij weet wel de oorzaak te noemen voor de teloorgang. ‘Allemaal de schuld van die bende van GroenLinks.’
Verademing
Op de Warmoesstraat komt Maureen een praatje maken met Theodoor van de Condomerie. Daar werkte ze vroeger. Ze vindt de stille stad een verademing. ‘Ik kwam altijd op de fiets, nu ben ik lekker komen lopen. Ik woon in Zuid.’ Ze kent dit deel van de stad goed. ‘In mijn schooljeugd trokken we altijd hierheen. In de binnenstad gebeurde het. Nu is hier voor jongeren zo goed als niks meer te beleven. Iedereen blijft in zijn eigen wijkje. Daar is het tegenwoordig ook leuk en hip geworden.’
Ook Maureen is een binnenstadmijder geworden. ‘Hier in de Damstraat en zo, daar is toch voor Amsterdammers niks meer te halen? Al die wafels en zo. Ik denk dat dit na de corona anders zal moeten.’
Misha woont in de Warmoesstraat bij de Condomerie. Hij geniet van de rust als hij op éénhoog in zijn grote raam zit. ‘Dit punt is gewoonlijk een van de drukste plekken van Amsterdam. Een verkeerschaos en ’s avonds en ’s nachts gillende toeristen. Maar nu? Niks! Al schrok ik me gisteren rot toen er ineens een groepje duidelijk dronken toeristen onder mijn raam liep te schreeuwen. Ik dacht: Wat doen die hier? Dat had ik een paar maanden geleden niet verwacht.’
Hij voelt zich ondanks de drukte geen slachtoffer van de stad: ‘Ja, ik weet hoe druk het was. Dat is niet goed. Maar dan denk ik: Ik wil ook niet in eh … Bovenkarspel of zo wonen.’
Aboutaleb
Er zijn ook nieuwe bezoekers. Uit eigen land. Richard loopt met zijn zonen Maas (12) en Melle (16) de rosse buurt in. Ze komen uit Rotterdam Blijdorp. Richard: ‘Ik moest toch in Amsterdam zijn vandaag, dus hebben we er maar een uitje van gemaakt. En ja, bij de jongens spelen de hormonen ook wel eens op. Maas wilde graag het Red Light district zien. Nou, daar zijn we dan.’
Op de vraag hoe een Rotterdammer aankijkt tegen de Amsterdamse toerismegekte heeft Richard wel een mening: ‘Ik ben bang voor jullie dat die toeristen wel binnen de kortste keren terug zullen zijn. Ook die lastige klanten. Die moet je gewoon hard aanpakken. Jullie burgemeester is niet daadkrachtig. Dat doen we bij ons heel anders. Onze Aboutaleb pakt tenminste door. Neem dat preventief fouilleren. Dat is bij ons helemaal geen issue en iedereen is daar happy mee.’ Zijn betoog komt neer op ‘geen woorden maar daden’ in 010, tegenover ‘mooie woorden maar geen daden’ in 020.
En dan gaan vader en zonen de – nu nog stille – Wallen verder verkennen.
BERT NAP
FOTO: RENÉ LOUMAN